Die elite is om te beginnen veel machtiger. Ze heeft veel meer invloed op de brede samenleving. Ik wil zeker niet iedereen over dezelfde kam scheren, verre van, maar er zijn nogal wat editorialisten, bedrijfsleiders, professoren, vertegenwoordigers van middenveldorganisaties, opiniemakers allerhande die om de haverklap het beeld schetsen van politici als onbekwame prutsers, zakkenvullers of narcistische egotrippers. De beste stuurlui staan aan wal, dat is een eeuwenoude wijsheid, maar tegenwoordig neemt dat zorgwekkende proporties aan.

Kritiek is taboe
Uiteraard is kritiek in een democratie essentieel. Al valt op dat kritiek op het Europese beleid voor de Vlaamse elite een taboe is. Dat is zeer opmerkelijk. Los daarvan is er een groot verschil tussen kritiek op beleidsbeslissingen en kritiek op de bewindvoerders persoonlijk. Wie bij herhaling de perceptie creëert dat die eigenlijk onbekwaam zijn en zelfs moreel verwerpelijk, ondermijnt op termijn het draagvlak voor de democratie.

Almaar meer hoor je trouwens vanuit die elite openlijke pleidooien om het beleid niet langer aan de verkozen politici toe te vertrouwen, maar aan wetenschappers, of aan de administratie, of aan mensen uit de bedrijfswereld. Het is schrikbarend hoezeer de elite de democratie wil inruilen voor een technocratie.

Mensenstiel
Ik werk al 16 jaar samen met toppolitici. Al zes jaar ben ik als secretaris bij de vergaderingen van de Vlaamse Regering. Ik zie daar in alle eerlijkheid alleen maar mensen die bijzonder hard werken en hun uiterste best doen voor een beleid waarvan ze, elk op hun manier, geloven dat het goed is voor de samenleving. Maken ze daarbij soms fouten? Ongetwijfeld. Zijn sommige dossiers minder sterk dan andere? Helaas wel. Politiek is een mensenstiel. Net als de stiel van academici, bedrijfsleiders, journalisten, middenveldmensen en opiniemakers. Niemand is feilloos.

Slaat het ongenoegen van de elite dan nergens op? Uiteraard niet. De kwaliteit van het beleid moet omhoog in dit land. Maar niets belet ons verder te kijken en de oorzaak van het probleem te identificeren.

Er zijn hoe langer hoe minder ideologische verschillen tussen onze politieke partijen, die te veel versnipperd zijn en elkaar in het centrum beconcurreren, daarbij te veel ruimte latend aan de extremen. Dat uit zich ook in het regeringsbeleid. De regering-Di Rupo (2011-2014) kreeg in Vlaanderen zware kritiek uit de bedrijfswereld en vanuit centrumrechtse partijen omdat ze het beleid veel te links vonden. De regering-Michel (2014-2018) kreeg dan weer kritiek van vakbonden en linkse partijen die het beleid te rechts vonden. Dat zijn gezonde debatten in een democratie. Dan voelt de kiezer dat zijn stem wel degelijk een verschil maakt, dat een regering met andere partijen wel degelijk een ander beleid betekent.

Allemaal prutsers
Vandaag komt de kritiek op de regering-De Croo uit álle hoeken: links (vooral in Wallonië) vindt het beleid niet links genoeg, rechts (vooral in Vlaanderen) vindt het niet rechts genoeg. Het beleid wordt als mossel noch vis gepercipieerd. Grote hervormingen worden uitgesteld, het immobilisme frustreert. Hoe kan het ook anders met zeven partijen uit twee verschillende democratieën in één regering? En niemand weet exact op wie hij of zij nu precies kwaad moet zijn. Dan maar kwaad op iedereen: het zijn allemaal prutsers.

Dat wordt dan allemaal nog eens vergroot door onze media, die om commerciële redenen een voorkeur hebben voor negatief en liefst sensationeel nieuws. Politieke discussies zijn altijd spectaculaire boksmatchen, nooit gezonde democratische debatten. Goed nieuws wordt niet gebracht, want dat genereert minder clicks en dus minder advertentie-inkomsten.

Het zou goed zijn mochten onze media in alle sereniteit daarover eens een ernstig debat voeren, eventueel samen met vertegenwoordigers vanuit de politiek, de bedrijfswereld en het middenveld.

Huiswerk
Maar ook de politiek heeft veel huiswerk. Er is dringend nood aan een grondige hervorming van de structuren in dit land. Én aan een drastische herverkaveling van het partijpolitieke landschap. Er moeten weer grote partijen ontstaan die tegen een stootje kunnen en duidelijke keuzes durven te maken zonder onmiddellijk de kiesdrempel te moeten vrezen.

Ik hoop dat die evolutie na de verkiezingen van juni gestalte krijgt. Vraag is alleen of tegen die tijd de democratische schade al niet te groot zal zijn. Met welke kaarten zullen de democratische partijen nog kunnen spelen? Als én het volkse én het elitaire populisme elkaar blijven versterken, ziet het er niet goed uit.